Sep04_08

Woensdag 8 september 2004 – Roofvogels boven de Starrevaart

Gisteren schreef ik dat trekvogels niet zo van een straffe noordoostelijke rugwind houden. Dat was verkeerd geformuleerd. Het zijn vogelaars die er niet zo van houden, omdat de trekvogels dan hoog vliegen en niet of nauwelijks te zien zijn.

Bij en boven de Starrevaart was het vanmorgen best een leuke trek van grote vogels. Ook wel wat kleiner ‘spul’ zoals een grote gele kwikstaart en (waarschijnlijk) een kanoet, maar opvallend en prachtig om te zien was een compacte groep van 17 ooievaars die langzaam naar het westen cirkelde.

Verder was het doorlopend opletten geblazen met de roofvogels. Het resultaat: 3 adulte vrouwen bruine kiekendief (blijvers, steeds jagend boven het slik), een tiental buizerds, wat torenvalken, 1 sperwer en als klap op de vuurpijl 3 boomvalken en 2 wespendieven richting noord, noordoost.

Die wespendieven zijn bijzonder lastig! Het zijn vogels die heel wat verschillende kleden kunnen hebben, van licht naar donker. Bovendien lijken ze sterk op buizerds die ook al zo veel schakeringen kennen. Jammer genoeg zitten ze nooit keurig op een paaltje naast elkaar maar zie je (wespendieven) voornamelijk op flinke afstand door de lucht zeilen.

Toch zijn er enkele kenmerken waardoor het in de meeste gevallen mogelijk is een buizerd en een wespendief, ook op grote afstand, uit elkaar te houden. In de eerste plaats de vleugels. Een buizerd vliegt meestal met vleugels die horizontaal worden gehouden of in een licht V-vorm naar boven zijn gebogen. Een wespendief houdt de vleugels horizontaal en licht omlaag gebogen, dat is op de eerste foto goed te zien.

De staart van een wespendief is langer dan van een buizerd, de vleugels zijn wat smaller, zeker tegen het lichaam. Daardoor oogt een buizerd wat ‘voller’. Bij een buizerd zie je vrijwel altijd een lichte borstrand. Een wespendief heeft een smallere en langere, vooruitgestoken kop. Juveniele wespendieven hebben een gele washuid op de snavel en soms, zoals een van de twee van vanmorgen, een lichte stuit. Maar er zijn nog meer verschillen en overeenkomsten, zie de vogelboeken!

Verder op de Starrevaart o.a. 1 geoorde fuut, 16 lepelaars, 1 Indische gans, 8 bontbekplevieren, 2 zwarte ruiters, 1 witgat en 2 paapjes. In de Barrepolder 20 goudplevieren.

Baggersloot080904

Als er gebaggerd wordt, is het eetfeest voor reigers en ooievaars. Langs en in dit slootje in de Barrepolder zaten op een moment 2 ooievaars, 19 blauwe reigers en tientallen meeuwen.

Wespendief080904 Wespendief080904B

Juveniele wespendief (Pernis apivorus – European Honey Buzzard; juvenile) wordt boven de Starrevaart achterna gezeten door een kievit. Let op lange staart en omlaaggebogen vleugels in glijvlucht. Dat het een jonge vogel was, was (niet op de foto’s) te zien aan de gele washuid en de lichte stuitvlek.

Wespendief080904A

Kauw080904

Een juveniele kauw (Corvus monedula – Western Jackdaw; juvenile) in de Barrepolder. De vogel is aan het ruien en krijgt daarna pas de kenmerkende grijze kop van volwassen vogels, de eerste grijze veertjes zijn al te zien.

Kauw080904A