Natuuramnesie

Natuuramnesie

Auteur
Marc Argeloo

Uitgave
Atlas Contact 2022
424 pagina’s, 13,5 x 21 cm
ISBN 978 90 4502 224 6
€ 26,99

Hoe we vergeten zijn hoe de natuur er vroeger uitzag

Natuuramnesie

In de periode dat ik in het ziekenhuis lag en tobde (tobt) met mijn gezondheid, ben ik dit boek gaan lezen. Zou dat van invloed geweest zijn op het troosteloze gevoel dat ik eraan overhield? Ik denk eigenlijk van niet, want Marc Argeloo heeft zoveel onweerlegbare feiten verzameld over de ecologische ramp die zich zo’n duizend jaar geleden inzette en zich in steeds sneller tempo voltrekt, dat je daar sowieso depri van wordt.

Cineasten als David Attenborough en Ruben Smit en vele anderen (en ik probeer dat ook via Vogeldagboek) tonen bijna onwerkelijke beelden van een natuurweelde die nog maar sporadisch voorkomt. Tal van soorten (519 vogels sinds 1300) zijn uitgestorven, het aantal vissen is dramatisch verminderd (Doggersbank: in 1840 1,2 ton heilbot per dag, tussen 2006 en 2009 2,1 ton per jaar op de hele Noordzee!), vissen zijn veel kleiner dan vroeger.. De oorzaak van dit uitsterven is vrijwel altijd het gevolg van menselijk handelen.

De jacht en de visserij was (is?) nietsontziend. Ooit was de Noord-Amerikaanse trekduif met 2 à 5 miljard vogels de algemeenste soort op de aarde. Zelfs nog rond 1880 werden grote nestconcentraties gemeld. In 1910 werd Martha als laatste wilde exemplaar gevangen, ze overleed in 1914. De jacht werd aangevuld met het omzetten van de natuur in landbouwgrond – gold ook voor de trekduif -, diersoorten werden gedomesticeerd, er werd gesleept met planten- en diersoorten over de aarde, later maakte de natuur plaats voor steden en infrastructuur, het klimaat veranderde door mensen en mede door het gebruik van gifstoffen verdwenen soorten in grote aantallen.

Generalisten redden het vaak nog, specialisten niet. Een actueel voorbeeld is de dunbekwulp, nagenoeg zeker uitgestorven. De laatste waarschijnlijke waarnemingen dateren uit Hongarije, 2001. Dunbekwulpen, die begin vorige eeuw nog redelijk talrijk in de zoutmoerassen rond de Waddenzee overwinterden, hielden van zout. Hun broedgebied, twaalf keer zo groot als Nederland, lag in Kazachstan maar dat werd na 1950 omgezet in landbouwgrond. In de Waddenzee en hun overwinteringsgebieden in Marokko verdwenen de zouthoudende gronden en dat in combinatie met buitengewone jacht maakte een einde aan deze vogelsoort.

De centrale vraag van Marc Argeloo is: realiseren wij ons voldoende hoe groot de historische natuurrijkdom was of negeren we dit verleden? Hoeveel geschiedenis heeft de mens nodig om daar lessen uit te trekken? En trekken we die lessen ook? Helaas heeft de commercie nog steeds de overhand over bescherming. De natuur zou al een beetje geholpen worden met een beetje rust, ruimte en tijd. Maar waar gebeurt dat?

Al in de tijd van Darwin begon het besef door te dringen dat de menselijke invloed op de natuur niet uitsluitend onder de noemer ‘vooruitgang’ goedgepraat kon worden. Windmolens in de Noordzee laten zien dat technologische vooruitgang in een natuurcontext feitelijk achteruitgang betekent. Maar echt dóórdringen doet dat inzicht niet. Argeloo constateert wrang dat ons land zijn cultuur voor honderd procent aan de natuur te danken heeft, maar in de herijkte Canon van Nederland 2020 staan maar een schamele handvol opmerkingen over de mens die de natuur naar zijn hand heeft gezet.

De kennis over de rijkdom van onze vroegere natuur verdwijnt heel makkelijk uit ons collectieve geheugen (shifting baseline syndrome). Toch is dat bewustzijn uiterst belangrijk voor de bescherming van onze natuur. Marc Argeloo houdt op indringende wijze een pleidooi voor het herstel van ons natuurbewustzijn, voor een belangrijkere rol van historisch (en archeologisch) onderzoek in de ecologie. Wie oren heeft, die hore!

AdG, 29 september 2022