Sep09_29

Zondag 29 september 2002 – Een roze flits

Alweer zo’n fraaie nazomeravond, met prachtig licht dat me richting Starrevaart drijft op zoek naar de Sturnus roseus. Om half 7 ben ik al ter plekke, in het plasje in de uiterste zuidwesthoek van Vlietland, bij de Kniplaanbrug. Op de stronken van het verdronken bos in de Meeslouwerplas zitten 22 zwarte ruiters te dommelen, een bruine kiekendief wentelt voorbij. Nog geen spreeuw te zien, vier wintertalingen, vier waterhoentjes, wat eenden, tjiftjaffen, mezen en ineens de schelle roep van een ijsvogel, het blijkt een man (geheel zwarte snavel) die van paaltje naar paaltje wipt en in het riet verdwijnt.

Na zo’n half uur komt er nog een vogelaar aan, hij is al diverse keren wezen kijken maar had dé spreeuw nog niet in ‘mooi licht’ gezien, wie weet op deze mooie avond. Zelfs een derde arriveert, verder niemand, ik denk in mijn naïviteit nog: er is voetballen op de tv, daarom natuurlijk. Intussen komen de eerste spreeuwen aanzeilen, kleine groepjes, die gaan zitten in de bomen langs De Vliet. Geleidelijk aan worden de groepen groter en het gekwetter in de bomen luider.

Inmiddels dringt het tot me door dat de belangstelling voor de spreeuw nog steeds bijzonder groot is, want nu komen er van alle kanten vogelaars aan, met enkele voorbijgangers erbij tel ik ruim dertig mensen die zich vergapen aan de zwermen spreeuwen die nu in grote golven invliegen, de lucht soms verduisterend, wat witte vlekken op je kleding achterlatend.

Hoe fascinerend het ook is om al die spreeuwen regelmatig demonstraties in synchroonvliegen te zien geven, soms dikke wolken vormend, dan weer wijd verspreid rondvliegend, het wachten is natuurlijk op dé spreeuw, die ene die hier al een paar weken rondhangt, meevliegt met de massa (geschat wordt tussen de dertig- en vijftigduizend spreeuwen) maar soms even te zien is: de roze spreeuw, een zeldzame dwaalgast uit Azië, soms broedend in Oost-Europa, per ongeluk de verkeerde kant uitgevlogen om te overwinteren, normaal is zijn overwinteringsgebied India.

De roze spreeuw onderscheidt zich van onze spreeuwen door een helderroze rug en buik. Als je de vogel goed zou kunnen bekijken, zou ook een lange kuif zichtbaar zijn. Maar van dat bekijken komt niets. Want als de spreeuwen klaar zijn met hun demonstraties, duiken ze plotsklaps massaal het riet in, vlak voor onze ogen, als een zwerm sprinkhanen. Niet te filmen, zo snel, en dat is dan meteen het grootste probleem: waar zit die roze nou? Vindt die ene, weliswaar opvallende, vogel nu maar eens tussen al dat gewriemel. “Dáár” roept een vrouw naast me, in de wilg. Verrekijker iets omhoog, ik zie nog net een lichte flits het riet induiken, wég is ‘ie. Elke avond slechts hooguit tien seconden om de globetrotter te kunnen bewonderen.

Denk niet dat het in de slaapkamer meteen rustig is. Groepen spreeuwen vliegen soms weer op, andere verplaatsen zich naar rustiger plekjes in het riet, sperwers vliegen af en aan, ik heb er twee mét een spreeuw en twee zónder gezien, misschien wel dezelfde, maar in elk geval weer een paar spreeuwen minder, op zo’n groot aantal mis je die paar niet.

Het wordt snel donkerder, de eerste vogelaars vertrekken, op het geknakte riet ligt een zwarte laag, allemaal spreeuwen, eentje met een heel lichte kop, twee met veel wit aan de staart, maar waar is de Sturnus roseus? “Hij vliegt naar rechts”, roept iemand, een buurman bevestigt dat hij hem ook heeft gezien, is opeens opvallend stil als blijkt dat het niet om de roze maar om zo’n witstaartspreeuw ging….. Het wordt te donker om nog wat te kunnen zien, de roze spreeuw is anoniem geworden tussen zijn duizenden neven en nichten. Morgen is er weer een avond.