
Deze zilvermeeuw (Larus argentatus – European Herring Gull) stak vanmorgen
in De Wilck een beetje onvriendelijk zijn tong tegen me uit…

In het (Zoetermeerse) Noord Aa-gebied zitten in herfst en winter altijd veel lijsterachtigen.
Ze foerageren op zaden en vruchten en op insecten onder de talloze gevallen bladeren.
Merels, zanglijsters, kramsvogels en de schuwe koperwieken (Turdus iliacus – Redwing).

Vissende aalscholver (Phalacrocorax carbo – Great Cormorant) medio oktober in De Wilck.
Aalscholvers vissen nauwelijks op paling (aal), misschien ook wel omdat er zo weinig meer zijn.
Het is wel eens een misverstand dat het woord aalscholver met paling te maken heeft.
Het woord 'aal' is waarschijnlijk afkomstig van beroepsvissers.
De wetenschappelijke naam betekent 'zeeraaf'. Aalscholver komt van schollevaar.
Aar betekent arend en scholv heeft te maken met het schorre geluid dat de vogel maakt.
Mogelijk is ook dat het woord schollevaar 'geschubde arend' betekent.

Langs het Noord Aastrand vond ik onlangs deze sporendoosjes (sporangia)
van de slijmzwam Rossig buiskussen (Tubifera ferruginosa, Tubulifera arachnoidea – Red Raspberry Slime).
Toen ik vanmorgen ging kijken hoe de myxomyceten zich ontwikkeld hadden, waren ze helaas verdwenen.

Streepsteelmycena (Mycena polygramma – Grooved Bonnet) ook in Zoetermeer, een algemene soort.
Het is de enige mycena met een gegroefde steel. Er zijn veel mycenasoorten, allemaal met lange stelen.


Sombere honingzwammen (Armillaria ostoyae – Dark Honey Fungus) in de Capelse heemtuin.
Boven jonge exemplaren, daaronder zijn ze al iets ouder, ze worden later nog groter en rommeliger.
***
In het Geluidenboek twee zeldzame vogels geplaatst: Humes bladkoning en sneeuwvink.
|