Sprinkhanen en Krekels van Europa

Sprinkhanen_Krekels_Europa

Auteurs
Heiko Bellmann, Florin Rutschmann,
Christian Roesti en Axel Hochkirch

Uitgave
KNNV Uitgeverij 2020
432 pagina’s, 13 x 19 cm
ISBN 978 90 5011 732 6
€ 39,95

VELDGIDS

Sprinkhanen en Krekels van Europa

Met ‘Sprinkhanen en Krekels van Europa’ kan je met een gerust hart de Oude Wereld in. Het is een bijzonder gedetailleerd boek over ca. driehonderd soorten die in West-, Midden en Noord-Europa voorkomen alsmede de belangrijkste soorten rond het sprinkhaanrijke gebied rond de Middellandse Zee; in heel Europa zijn elfhonderd soorten bekend. Nederland kent een schamele vijftig soorten; wereldwijd zijn er zo’n 28.000.

Neem de opmerking ‘met een gerust hart’ wel met een korrel zout. Want sprinkhanen behoren in mijn ogen tot de moeilijkst te determineren insecten. Niet alleen lijken diverse soorten sterk op elkaar, maar onvolwassen exemplaren, de nimfen, maken herkenning nog lastiger omdat ze er min of meer uitzien als adulte sprinkhanen en krekels.

In deze veldgids worden alleen imago’s besproken en afgebeeld. De ca. zevenhonderd foto’s zijn mooi en duidelijk, de beschrijvingen zijn doeltreffend. De kenmerken van de soorten worden aangegeven, waar de diertjes voorkomen, er is veel aandacht voor de zang, bijzonderheden worden vermeld en er zijn verspreidingskaarten. Voor oudere natuurliefhebbers zal de omschrijving van de zang niet veel betekenis hebben (ik hoor ze nauwelijks) en voor diezelfde ouderen is de lettergrootte van de tekst te klein.

De vertaler heeft een monnikenwerk moeten verrichten om alle vaktermen om te zetten van Duits naar Nederlands, heel knap. Hij heeft geworsteld met het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden hij en zij. ‘De soort’ kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. In het Nederlands wordt dan meestal het neutrale ‘hij’ gebruikt, de vertaler heeft voor ‘zij’ gekozen waardoor je denkt dat het om een vrouwelijk diertje gaat. Enigszins verwarrend, vooral ook omdat hij ‘de sprinkhaan’, een mannelijk woord, ook als ‘zij’ vervoegt. Toegegeven, het is mierenneukerij, evenals de melding van verkeerde afbrekingen/taalfoutjes in de tekst (‘De orde onderscheid zich’, ‘parkamen-tachtige vleugels’, ‘kal-krotsen’ enz.).

De hoofdzaak is vanzelfsprekend de inhoud, en die is indrukwekkend. Uiteraard vormen de soortbesprekingen het hart van het boek, maar de uitgebreide inleiding geeft een goed beeld van wat sprinkhanen eigenlijk zijn. Het onderscheid met andere insecten zijn de lange, verdikte springpoten, de monddelen waarmee ze kunnen bijten en kauwen en de perkamentachtige vleugels. Sprinkhanen kennen twee onderorden: langsprieten en kortsprieten.

Jonge sprinkhanen, die soms jarenlang als ei in de grond zitten, worden nimfen genoemd omdat ze sterk lijken op de imago’s. Jonge insecten die verschillen van de volwassen dieren, zoals bij vlinders, kevers, vliegen of bijen, noemt men larven. De nimfen van de sprinkhanen verschillen van de imago’s door waaiervormig gespreide achtervleugels die over de voorvleugel zijn gevouwen en door het ontbreken van netachtige adering in de vleugels die bovendien dik en leerachtig zijn. En zo staan er tal van wetenswaardigheden in dit bijzonder leerzame boek.

Op reis door Europa? Dan is dit met kop en schouders de beste Nederlandstalige veldgids voor herkenning van sprinkhanen en krekels. Blijf je in ons land en wil je het spoor niet bijster raken tussen honderden soorten, dan is ‘De Nederlandse sprinkhanen en krekels (Orthoptera)’ het alternatief.

AdG, 10 juli 2020