Sep01_29

Zaterdag 29 september 2001 – Slechtvalken op oefening

Boven de weilanden in De Wilck en omliggende polders vlogen vanmiddag regelmatig machtige zwermen vogels op als er weer eens een buizerd (4) of een bruine kiekendief (1) op rooftocht was. De kieviten, meeuwen, spreeuwen, goudplevieren, wulpen en smienten zweven dan een tijdje in grote groepen rond en als de schrik is verdwenen, zakken ze langzaam naar hun voedselbronnen terug.

Hoe anders is het als er een slechtvalk in beeld verschijnt. Voor deze snelle jager, waarvan er de laatste jaren weer enkele broedgevallen in ons land zijn gemeld, zijn de vogels doodsbenauwd, en terecht. Een slechtvalk is als een wervelwind en alles wat vleugels heeft probeert daaraan in paniek te ontkomen.

Chaotisch schieten de horden vogels in hoge snelheid door elkaar, alsof de cycloon hen daadwerkelijk te pakken heeft, hoog de lucht in, laag over de grond en als de aanvaller dichtbij is, plonzen eenden in uiterste nood in het water. Dat is dan vaak meteen hun redding.

Dit beeld zal de komende maanden regelmatig in De Wilck te zien zijn, want het paartje Wilckslechtvalken lijkt definitief terug uit hun broedgebied in Noord-Europa. Al eerder gezien in de directe omgeving, vandaag waren ze beide in De Wilck op jacht.

Niet met succes overigens: eerst probeerde het mannetje tevergeefs een spreeuw te slaan, toen dat mislukte ging hij circa een uur op een paaltje zitten, z’n veren poetsend, regelmatig kijkend naar de vele smienten die dichtbij hem liepen te grazen, eenmaal na kokhalsbewegingen – net zoals ik deze week een visarend zag doen – een braakbal uitspuwend. De vogel zat helaas te ver weg om de bal op te gaan halen.

Atalanta300501

Onbegrijpelijk dat zo’n klein lichaampje zoveel honderden kilometers kan overbruggen. Morgenochtend (zondag) besteedt Vroege Vogels aandacht aan de wonderbaarlijke trek van de atalanta’s (Vanessa atalanta – Red Admiral); foto gemaakt in Alblasserbos op 30 mei 2001.

Opeens was daar de tweede slechtvalk, duidelijk groter, het vrouwtje, als een schicht laag boven de grond, als een stofwolk dwarrelden de vogels op. In die mêlee kon ik haar nauwelijks volgen, het laatste beeld was dat ze geen prooi had. Even later was ik het mannetje kwijt zonder onrust onder de vogels te hebben bemerkt, wellicht was hij vanwege de opstekende wind in een slootkant gaan zitten.

Tussen al dit geweld door deden de trekvogels het vredig aan. Maar de hele middag door trokken er naar het zuiden, meestal groepjes van twee, drie, vier zangertjes met hun zachte trekgeluiden. Opnieuw verbaasde ik me over de enorme power die atalanta’s moeten hebben. Soms zag ik er ver weg in de telescoop aan komen dwarrelen, maar vergis je niet in hun tempo, want voordat je er erg in had, waren ze al vlakbij, en voorbij, in een behoorlijk vaste koers zuidwaarts.