Zwarte merels witte merels

Zwarte_ merels_witte_merels

Auteurs
Harvey van Diek en Hein van Grouw

Uitgave
Noordboek Natuur 2020
160 pag’s, 18 x 23 cm, harde omslag
ISBN 978 90 5615 670 1
€ 22,50

Zwarte merels witte merels

Albinisme en andere kleurafwijkingen bij vogels

Zo nu en dan publiceert Vogeldagboek foto’s van vogels met afwijkende kleuren. Witte huismus, bonte merel, kraai met grijswitte veren, vogels met een diffuse kleur enz. Allemaal pigmentverstoringen. Albinisme, leucisme, progressive greying enz.

Ook sturen lezers regelmatig foto’s toe van vreemd gekleurde vogels. Vaak ga ik dan te biecht bij dé expert op het gebied van kleurmutaties, Hein van Grouw, conservator vogels van het National History Museum in Tring, Engeland. Hij bestudeert op wetenschappelijke wijze (afwijkend) gekleurde vogels.

Samen met beroepsvogelaar Harvey van Diek, die een fascinatie heeft voor kleurafwijkingen, schreef hij het boek Zwarte merels witte merels. Het is geen gemakkelijke kost en je moet begrippen als melanisme, eumenaline, phaeomelanine, tyrosinase, carotenoïde enz. wel goed in je opnemen om de verhalen te kunnen volgen. De verklarende woordenlijst is daarbij een onmisbaar hulpmiddel. Evenals het hoofdstuk ‘lesje erfelijkheidsleer’. Desondanks: dit is zeker geen wetenschappelijk geschrift, de vlotte tekst laat zich goed lezen.

Vroeger werden vogels met een kleurafwijking, zeker als er meerdere exemplaren van voorkwamen, vaak als nieuwe soort betiteld. Begrijpelijk, stellen de auteurs vast, want vóór 1900 waren mutaties en vererving van mutaties nog volstrekt onbegrepen. Pas in 1865 publiceerde de monnik Mendel een aantal regels over de vererving van eigenschappen. Deze Wetten van Mendel werden in 1900 herontdekt en pas daarna werd de erfelijkheidsleer een belangrijke nieuwe wetenschap. Met veel vergissingen en met nog steeds nieuwe inzichten.

Nu weet men dat alle kleurvariëteiten erfelijk zijn. En dat mutaties niet nadelig zijn voor de gezondheid van vogels. Behalve bij albino’s: die hebben zo’n slecht gezichtsvermogen dat ze weinig overlevingskansen hebben, al was het alleen maar omdat ze predatoren niet zien aankomen.

Bij vogels kan ook tijdelijk pigmentverlies ontstaan door slechte voeding (junkfood), waarna veren er grauw en viezig gaan uitzien (Hungerstreifen). Vrij recent is het verschijnsel progressive greying (voortschrijdende vergrijzing) onderkend. Dat komt bij veel vogels voor met witte veren, voorheen steeds als leucisme beoordeeld. Na elke rui neemt het aantal witte veren toe. PG ontstaat gedeeltelijk door vererving en gedeeltelijk door andere, nog onbekende oorzaken. En zo komen alle kleurafwijkingen (zoals bruin, isabel, verdunning, ino, pastel, wildkleur) in dit uiterst leerzame boek aan de orde.

De schrijvers attenderen vogelaars erop dat ze heel nauwkeurige en duidelijke foto’s in het veld moeten maken van vogels met afwijkende kleuren om te kunnen vaststellen wat voor mutatie het is. Waarbij te vaak wordt aangenomen dat ‘wit’ ook echt ‘wit’ is; het kan nét een iets andere tint zijn. Ook van belang is om, zo mogelijk, foto’s te maken van soortgenoten met een ‘normaal’ verenkleed. Met foto’s op je scherm is het dan mogelijk om via dit boek een kleurafwijking vast te stellen. Makkelijk is het niet, want het determineren van een abnormale kleur luistert heel nauw!

AdG, 24 november 2020