De natuur als uitvinder

De_natuur_als_uitvinder.jpg

Auteur
Ylva Poelman

Illustraties
Maartje Kunen

Uitgave
Uitgeverij Carrera 2015
224 pagina’s, 13,5 x 21 cm
ISBN 978 90 4882 541 7
€ 19,95

De natuur als uitvinder
Miljarden jaren aan innovatie gratis beschikbaar

Onze tent, intensief gebruikt op vakanties, heeft sluitingen van klittenband. Die uitvinding is afgekeken van de natuur, van de zaden van de grote klis. De Zwitserse ingenieur George de Mestral bedacht het in 1941, de NASA werkte het idee uit voor haar ruimteonderzoek en nu wordt het toegepast van schoenbevestigingen tot ruimtepakken.

Dit en vele heerlijke andere voorbeelden staan in het boek van Ylva Poelman. Zij is natuur- en sterrenkundige en initiator van het Bionica Innovatie en Expertise Centrum in Groningen. Als De Bionisch Vrouw schrijft ze in Trouw.

Het ene na het andere voorbeeld passeert de revue. Ik beperk me tot vogelvoorbeelden. De ‘winglets’ – de omhoog stekende eindstukken van de vliegtuigvleugels – zijn direct afgekeken van de vleugels van de ooievaar (en andere grote zwevende vogels). Die krullen de buitenste handpennen omhoog, wat luchtwervelingen voorkomt die voor meer luchtweerstand zouden zorgen.

Aanvankelijk had de Japanse Shinkansen hogesnelheidstrein (320 km per uur) een stompe neus. Dat veroorzaakte luchtverplaatsingen en dus knallen in een tunnel. De oplossing werd gevonden door de scherpe snavel van de ijsvogel te imiteren, die immers moeiteloos door het water scheert.

De technische illustraties van Maartje Kunen voegen veel toe. In twee kleuren (zwart en magenta) en verschillende tinten zijn verrassend veel details weer te geven. Dit op zichzelf illustreert een centraal thema van het boek: de biologie springt heel zuinig om met energie en grondstoffen.

De kernboodschap van Poelman is dat door ons te laten inspireren door de natuur, we zuiniger kunnen omgaan met de Aarde – door haar consequent met een hoofdletter geschreven.

Ylva Poelman heeft een interessant boek geschreven. Door de vele voorbeelden lees je het niet in één keer uit. Daarom is het jammer dat het boek wel een lijst van maar liefst tien pagina’s wetenschappelijke literatuur heeft, maar dat een register ontbreekt. Je wilt graag nalezen hoe het ook weer zat met het zelf organiserend vermogen van spreeuwen.

De stijl is verder af en toe wat uitleggerig en soms al te uitgesponnen en soms ronduit oubollig. Uitleggen waarom beren niet ‘dement als een deur’ uit hun winterslaap ontwaken, is misschien wel leuk in een collegezaal, maar niet in een boek met zo’n serieuze boodschap.

Dick de Vos, Leiden, 1 september 2015